Instrumenten van het type dat is uitgevonden door Emil Berliner aan het eind van de negentiende eeuw, bedoeld om opgenomen geluid te reproduceren. Het bestaat uit een draaitafel voor platen, een geluidgever op een draaiarm (waardoor de naald de groef van de plaat kan volgen) en een kegelvormige hoorn. Grammofoons werken op dezelfde manier als cilinderfonografen. In tegenstelling tot dit soort fonografen maken ze echter geen gebruik van cilinders, maar van platte platen met een spiraalvormige groef. Als de plaat op de draaitafel ronddraait, gaat de naald in de groef trillen. De trillingen worden vervolgens omgezet in geluidsgolven. Met de eerste grammofoons kon men ook geluid op onbespeelde platen vastleggen. Gebruik ���platenspeler' voor vergelijkbare apparaten die in de jaren vijftig populair werden en die het op moderne langspeelplaten van vinyl opgenomen geluid elektronisch versterken.Gerät, wie es zuerst von Emil Berliner in den 1890er Jahren für die Wiedergabe von aufgezeichnetem Klang erfunden wurde, bestehend aus einem Plattenteller für eine Schallplatte, einem an einem Drehgelenk befestigten Klangkörper (der der Schallplattenrille die Führung der Grammofonnadel erlaubt), und einem kegelförmigen Schalltrichter. Ein Grammofon funktioniert ähnlich einem "Zylinderfonografen", doch verwendet es anstelle einer Trommel eine flache Scheibe mit einer spiralförmigen Rille; eine Grammofonnadel liegt in der Rille, während die Platte auf dem Plattenteller rotiert, und die Schwingungen, die durch die Unregelmäßigkeiten in der Rille zur Grammofonnadel übertragen werden, werden in Schallschwingungen umgewandelt. Die frühesten Grammofone wurde auch zum Mitschneiden einer Aufnahme genutzt, indem leere Platten verwendet wurden. Für ein ähnliches Gerät, das eine elektronische Verstärkung des Klangs verwendet, aufgenommen auf moderneren Hifi-Vinylschallplatten und seit den 1950ern gebräuchlich, ist "Schallplattenspieler" zu verwenden.Instruments of the type first invented by Emil Berliner in the 1890s for the reproduction of recorded sound, comprising a turntable for a disc record, a sound box mounted on a pivot (allowing the record groove to guide the stylus), and a conical sounding-horn. Gramophones operate similarly to "cylinder phonographs" but use, instead of a drum, a flat disc containing a spiral groove; a stylus is allowed to rest in the groove as the disc is rotated on a turntable, and the vibrations communicated to the stylus by the irregularities in the groove are transformed into sound vibrations. The earliest gramophones were also used to cut records, using blank discs. For similar devices that employ electronic amplification of sound recorded on more modern high fidelity vinyl discs, in use since the 1950s, use "record players."